Hertme
© Heemkundegroep Hertme
Hertme actueel
Het Kindeke Jezus in Hertme
Als het herfstvuur van vlammend eikenhout en smeulend gouden beuken is gedoofd
en de bossen donker en ernstig worden onder de naderende winter, wordt het Twentse
land doodstil. De wereld wordt kleiner en in de vroeg vallende avondschemering
trekt elk dorp zich terug op zichzelf. Dan gaat men in Hertme aan het werk. Tot 's
avonds laat wordt er op het kerkplein getimmerd en gezaagd, er worden vrachten vers
stro aangevoerd en de omheining van de schaapskooi wordt gerepareerd. Tussen de
vorstpannen van de oud-Twentse boerenstal wordt nieuwe hei gestoken, in de beide
imkenschoeren (bijenschuren) wordt de verlichting geprobeerd, de ruif voor de os en
de ezel wordt gevuld en tenslotte komt het grote ogenblik, waarop alles voor de
bewoners gereed is. Het is dan enkele dagen voor Kerstmis.
Hertme is een wonderlijk
dorp. Het ligt betrekkelijk
achteraf, opzij van de
rijksweg Borne-Zenderen
en het telt slechts een
vijfhonderd inwoners.
Desondanks weten jaar op
jaar duizenden vreem-
delingen, sommige van ver
over de grenzen, dit kleine
dorp te vinden. Dat komt
door de wijlen pastoor,
"heeroom" Veeger. Hij is
lang pastoor geweest in
Lobith, zag er tijdens de oorlog de kerk verwoest worden, die hij zelf had gebouwd, bouwde
na 1945 alles weer op, nieuwe kerk, nieuwe pastorie, nieuwe school, maar vond toen dat hij
het wat rustiger aan moest gaan doen. Over dat rustig aandoen heeft hij echter zo zijn eigen
opvattingen, want nauwelijks kwam hij in 1952 in Hertme of hij ontdekte achter de pastorie
een bos en een weidelandschap, zo mooi, dat ze naar zijn mening eenvoudig om een
openluchttheater vroegen, Dus bouwde pastoor Veeger een uitstekend geoutilleerd theater
met tweeduizend zitplaatsen.
Met de kerstgroep begon hij in 1958. De groepen in Limburg brachten hem op het idee, maar
over wat hij daar aan beelden had gezien, was hij niet erg enthousiast. Dus boetseerde
pastoor Veeger ze zelf, alle koppen en alle handen, gewoon in zijn werkkamer.
"Die koppen", zei hij, "waren niet zo moeilijk. Wanneer ik eenmaal een idee had, kwam het er
meestal dezelfde avond ook wel uit. Handen zijn in zekere zin veel moeilijker, eer je die eens
goed hebt!"
Uiteraard moesten zijn scheppingen eerst gebakken worden en ondanks al zijn relaties
duurde het vrij lang, voordat hij een oven had gevonden, die dit kon. Met vijftien koppen en
dertig handen, uiterst zorgvuldig ingepakt, reisde hij tenslotte naar een steenbakkerij in
Ochtrup in Westfalen in Duitsland. Een probleem apart vormden de levensgrote figuren,
waarvoor de klei eenvoudig niet aan te slepen zou zijn geweest, Daarom vormde hij deze
lijven van stijf ijzerdraad, zat weken lang elke avond te passen en te buigen en soldeerde
honderden stukjes aan elkaar.
Het succes van zijn kerstgrot was zo groot, dat hij het aantal figuren later nog uitbreidde.
Voor het bakken van de nieuwe koppen had hij inmiddels een adres in Deventer gevonden,
terwijl als lijf gewone etalagepoppen dienst deden. Het waren wat stijf gelede afdankertjes,
maar pastoor Veeger zette er resoluut de zaag in, knikte ze in de juiste houding, waarna hij
met behulp van gips de operatiewonde weer dichtmaakte.
Aan oosterse kleding ontbrak het hem niet dank zij zijn passiespel. Alleen bleek het een
bezwaar, dat de figuren buiten voor de grot tijdens een bijzonder natte kerst volkomen
dreigden te verregenen. De oplossing van plastic regencapes was weinig bijbels en daarom
zag hij uit naar een mogelijkheid om de hele kerstgroep onder dak te brengen. Hij vond die
in een oud-Twentse schuur en een tweetal daaraan grenzende stallen, waarin imkers vroeger
hun bijenvolken plachten onder te brengen. Het tekent de man, dat hij voor de bouw van dit
brok eeuwenoud landelijk Twente een Almelose architect Jan Jans in de arm nam, die een
expert was in alles wat Twentse boerderijbouw mag heten. Al het hout, alle dakpannen met
de daartussen gestopte bosjes hei, de hele inventaris is volkomen authentiek, doorgaans
afkomstig van afbraak.
Het is een vreemde ervaring tussen al die levensgrote beelden te lopen, de knoestige herders
half in de schemer van de imkenschoer, de vorstelijk aangeklede Wijzen, een zichtbaar
gelukkige Maria, een beschermende Sint Jozef, het Kind, gebed in een overvloed van vers
stro . . . .
Enerzijds is dit alles natuurlijk zeer vertrouwd, maar het is hier geplaatst in het eigen licht en
donker van het goede Twentse platteland en is omgeven door al de eigen geluiden van de
schemerende winteravond en dichtbij is de warme reuk van levende dieren.
En dat was de opzet van pastoor Veeger: het kerstgebeuren levend midden in zijn parochie
brengen, er opnieuw de realiteit van maken, die het elk jaar weer moet zijn. De mensen van
Hertme bij deze werkelijkheid brengen, de bezoekers van heinde en ver. Soms telt men er
honderd auto's per uur, waaronder veel met een Duits nummerbord - vertellen, dat hun
verlossing zo begon.
__________________________________________________________