Hertme
       © Heemkundegroep Hertme

Pastoor Veeger

Aldus omschrijft op 15 augustus 1965 de toenmalige directeur van Het Witte Huis te Borne, Jan Buyvoets, pastoor Johannes Ignatius Veeger. Maar liefst 21 jaar was hij herder van de St. Stephanusparochie. Die eerste zondag van de maand april 1952 presenteerde hij zich op onmiskenbare wijze aan zijn schapen: ‘Beste parochianen: jullie kunnen veel met me doen, maar ik ben geen hondje. Ik laat dus niet met me spelen'. Heeroom, zoals hij zich het liefst liet noemen, had zijn intrede gemaakt. Pastoor Veeger was een Groninger: op 3 september 1891 werd hij in het noorden geboren. Hij is 24 als hij in Utrecht tot priester wordt gewijd. Vervolgens is hij zeventien jaar kapelaan in Ootmarsum. Van 1932 tot 1937 is hij pastoor van Appingendam. Van juni 1937 tot april 1952 pastoor van Lobith. Dan volgt de Stephanusparochie met haar ruim tachtig gezinnen. De parochianen leren hun nieuwe pastoor kennen als een sterke, soms ook wel autoritaire persoonlijkheid. Een geestelijke van de oude stempel, maar met een vooruitziende blik, zakelijk inzicht en bijzondere talenten. Op de zolder van de pastorie, alleen bereikbaar via een smalle trap met een onbetrouwbare, losliggende loper, staan nog jarenlang de rekwisieten van pastoor Veeger. Vergeten en een beetje stoffig vormen ze toch een stuk parochiële historie van Hertme. Een bijzonder man. Dat blijkt niet alleen uit de vele verhalen die nog de ronde over hem doen. Het blijkt ook uit de krantenartikelen. De auteurs omschrijven hem steevast op een manier die respect uitstraalt. Maar respect verdient hij ook: de herder die Hertme zijn Openluchttheater  geeft en zijn Kerststal, een ontwerp van Jan Jans, die nu nog steeds rond de Kerstdagen telkenmale zorgt voor files in het doorgaans zo stille Hertme. De woorden 'ik ben geen hondje' zijn de parochianen al snel vergeten. Johan Veeger, die Lobith had verlaten omdat hij een kleinere en rustige parochie wilde, ontpopt zich als een duizendpoot in de parochie. Naast zijn herderlijke werk schildert hij: hij vervaardigt eigen werk, maar maakt ook reproducties. Ook boetseert hij en maakt ondermeer zelf de koppen voor de kerststal. Een aantal parochianen hebben model gestaan.                                   Foto: bouw van de permanente kerststallen met links pastoor Veeger De liefde voor het toneel brengt Veeger er toe om in de zomer van 1953 Jozef in Dothan op te voeren op het heideveld aan de Wetering. Honderd toneelamateurs en dertig ruiters te paard maken de opvoering tot een doorslaand succes. Een journalist schrijft jaren later in een artikel over de historie van het Openluchttheater: 'En weg was de rust. Voorgoed. Duizenden Twentenaren kwamen in de zomer van 1953 luisteren naar de jammerklachten van Jozef in de put, naar de lyrische wanhoop van Ruben en ze waren zo geboeid, dat ze amper merkten dat het hoge, ijle getimmerte, dat hun zitplaats bood, met gevaar bezet was'. Een jaar later wordt onder leiding van burgemeester Lambooy van Hengelo en pastoor Veeger het comité Eerste Stichting Twentse Openluchtspelen, kortweg ESTO, in het leven geroepen. Als plek voor het theater staat Veeger een deel van 'zijn bos' af. En vele vrijwilligers uit Hertme bouwen dagen, weken, maanden aan de totstandkoming van het theater. Namen die niet vergeten mogen worden zijn de toenmalige Hengelose VVV-directeur Dick Wilmink en regisseur Joop Bieckmann. Honderd kubieke meter Bentheimer zandsteen, beschikbaar gesteld door particulieren en bedrijven uit heel het Oosten van het land, bezorgen het theater zijn decor. Het wordt in 1955 gebouwd. En acht jaar later, naar een ontwerp van de befaamde architect Jan Jans, wordt de overkapping gerealiseerd. Het zijn de jaren van de Passiespelen. Met zo'n 300 medewerkers en met pater Genesius O.F.M. Cap. als de Christusfiguur. Bussen vol met Duitsers komen kijken als de Passiespelen in het Duits worden opgevoerd in een vertaling van Jan Naaykens. Het kan niet anders zijn dat promotorpastoor Johan Veeger zich intens gelukkig voelt. Negen jaar lang wordt het lijden van Christus uitgebeeld in Hertme. De vele kleding die de acteurs en actrices nodig hebben, krijgt pastoor Veeger van de textielmagnaten die hij kent. Opvoeringen van ‘De Paradijsvloek' en 'Midzomernachtdroom' zorgen ervoor dat Hertme landelijke bekendheid geniet. En ieder in Hertme werkt mee. Ook de huishoudsters van pastoor Veeger, Maria en Mien, helpen tijdens de voorstellingen veelvuldig mee in de kantine. Naarmate de Passiespelen vaker worden opgevoerd, neemt de publieke belangstelling echter af. Aan de pastoor ligt het niet; hij weet met zijn geestdrift de mensen te bezielen tot hoge prestaties. Maar als het publiek wegblijft, is een theater op sterven na dood. Gelukkig beschikt Bentheimer zandsteen over de eigenschap dat het jarenlang in weer en wind kan standhouden. En, dankzij de inzet van een groep mensen, die eenzelfde geestdrift aan de dag proberen te leggen als pastoor Veeger, begint het theater - terecht - weer te leven. Vanaf de jaren '70 worden er opera's, operettes en kindervoorstellingen gegeven in het openluchttheater en de muziekvereniging uit Hertme, St. Gregorius, organiseert er muziekfestivals. In de jaren tachtig wordt een nieuwe koers ingezet met het theater en wordt voor 't eerst het 'Afrika festival' georganiseerd. In 2010 is het Openluchttheater volledig gerestaureerd. Er worden jaarlijks, naast het Afrika- festival, tal van voorstellingen en muziek- evenementen georganiseerd, met optredens van onder andere Marco Borsato, van Velzen, Ilse de Lange, Piet Veerman, Bløf, Jan Smit, René Froger en vele anderen. In 2011 worden, na bijna 50 jaar, de Passiespelen weer opgevoerd. Aan pastoor Veeger, de duizendpoot, zou een apart boek kunnen worden gewijd. Zo'n boek zou kunnen beschrijven dat hij een verwoed jager is, die na elke jachtpartij een feestavond organiseert, waar dan driftig wordt gekruisjast. Zo'n boek zou kunnen beschrijven hoe hij op zijn verjaardag in september alle parochianen uitnodigt in de consumptietent van het theater. Waar hij dan zijn goochelkunsten tot groot vermaak van ieder vertoont. Pastoor Veeger houdt van gezelligheid en dus mensen om zich heen. Hoewel een geestelijke van de oude stempel, begint hij, na de uitspraken van het Tweede Vaticaans Concilie, direct met het plaatsen van een voorzetaltaar: de priester met het gezicht naar de mensen. Ook stelt hij in latere jaren de zaterdagavondmis in. En wordt in overleg met kerkbestuur en parochie de jaarlijkse kerkbij- drage ingevoerd. Hertme is daarmee een der eerste parochies. Pastoor Veeger, die veelzijdige man, overlijdt in 1972 na het ontvangen van het H. Sacrament der zieken, op 81 jarige leeftijd in Hertme. De plechtige Gregoriaanse Requiemmis vindt - uiteraard - plaats in het levenswerk van de pastoor: het theater. De dienst wordt, ondanks de kille novembermaand, bijgewoond door honderden belangstellenden. Eén aspect van pastoor Veeger mag in dit kader beslist niet onvermeld blijven: bij zijn overlijden laat deze geestelijke zijn kleine parochie een forse erfenis na. Pastoor Veeger vermaakt de parochie meerdere stukken van beroemde schilders, zoals Breitner. De meesterwerken hebben nog lange tijd de pastorie gesierd en worden jaren later geveild bij het Amsterdamse veilinghuis Sotheby. Daar brengen ze een aan-zienlijk bedrag op. Dankzij de opbrengst van de schilderijen kan in 1983 de kerk worden gerestaureerd. Pastoor Veeger ligt begraven op het parochie-kerkhof. Vlakbij zijn geliefde theater, waarvan hij een nieuwe bloeiperiode niet meer mocht meemaken. Op 30 oktober 1972 was het einde gekomen aan het leven van een eenvoudige dorpspastoor, die het culturele leven van Twente onschatbare diensten heeft bewezen.
Home Hertme Historie Actueel Video’s Foto's Archief